Ik denk dat wanneer we over tien jaar terugkijken op deze pandemie, er twee dingen zijn die ons het meest bijgebleven zijn: het sluiten van de scholen en het opsluiten van onze ouderen en andere kwetsbaren in de zorginstellingen. Voor de schoolgaande jeugd was het een heel zware tijd, maar ik geloof in hun veerkracht om dat te boven te komen. Ze zijn jong en hebben een heel leven voor zich om zich te herpakken. Voor de ouderen onder ons gaat het om kostbare tijd dat hen ontnomen is. Gezien de resterende tijd die ze in het verschiet hebben, moet iedere minuut eigenlijk ‘quality time’ zijn, zou je zeggen. Ik heb vaak gedacht: moeten we deze mensen nu echt alles ontzeggen, alleen maar om te voorkomen dat ze corona krijgen (wat overigens totaal niet gelukt is). Al snap ik goed dat het zo eenvoudig niet is. Aan corona sterven is geen pretje, en de besmettelijkheid maakt het er ook niet eenvoudiger op. Maar de opgelegde isolatie van mijn moeder dreef mij tot wanhoop. Vooral de eerste weken, toen contact alleen mogelijk was via beeldbellen. Dat werkte met mijn moeder totaal niet. Om te beginnen verstond ze me niet. Pas toen ik een koptelefoon afgegeven had en de zorg steeds verzocht om die bij haar op te doen, kon ze me verstaan. Maar echt een gesprek voeren lukte niet. Ze zag me wel in beeld, maar ze begreep niet dat ik het was die tot haar sprak. Ze dacht dat de verzorgende was naast haar tegen haar praatte, en dus richtte ze haar antwoorden tot haar! Later ging het beter. Tot mijn vreugde was er kennelijk toch nog iets van leervermogen over bij haar en begon ze te begrijpen hoe het werkte. Maar wat stelt dat één à twee keer 10 minuutjes videobellen in de week nu voor als enige contactmoment? Meidoorn kwam al snel met intekenlijsten en vaker dan twee keer per week bellen was niet mogelijk. Ik heb van alles lopen te bedenken om mijn moeder door deze periode heen te helpen. De meest wilde ideeën kwamen in me op. Zal ik haar in huis halen? Of een appartementje huren en 24-uurs zorg regelen? Zal ik zelf bij haar intrekken? Allemaal plannen die praktisch onuitvoerbaar waren, dat wist ik ook wel. Ik kon niet meer doen dan optimaal gebruikmaken van de kleine handreikingen die Meidoorn bood na de eerste weken van volledige isolatie. Zoals het bezoekershuisje waar we max. drie keer per een half uurtje gebruik van mochten maken. Via een knullig werkende babyfoon zaten we achter glas met haar te praten. Soms verliep het gesprek goed en was ze goed geluimd, soms was ze opstandig. Toen mijn broer haar opzocht na een autorit van 1,5 uur, viel ze na een kwartier in slaap. In die periode zag ik haar hard achteruit gaan.
Ik heb haar tijdens de lockdown iedere dag een kaart gestuurd. Zelfgemaakte kaarten met foto’s van haar en mij en de familie op de voorkant, in de hoop dat ze ons niet zou vergeten. Want dat was mijn grote angst. Ik was bang dat ze straks niet meer wist wie wij waren. Dat is gelukkig niet gebeurd. De eerste kaarten zijn nog hoopvol: ik schreef wat er aan de hand was en vroeg haar nog even vol te houden. Het wordt vast snel beter. Maar hoe langer het duurde, hoe lastiger het werd om dat verhaal vol te houden.
Aan het begin van corona begreep ze vrij goed wat er aan de hand was. Ze begreep ook dat iedereen in hetzelfde schuitje zat. Dat zelfs de kinderen niet naar school gingen en ik al die tijd thuis werkte, vond ze ongelooflijk. In de tweede helft van de pandemie begreep ze het al niet meer. Het had geen zin om uit te leggen waarom we mondkapjes droegen en waarom we geen kusjes mochten geven. Het geeft wederom aan hoe snel ze in die tijd achteruitging.
Restricties
Gelukkig is bij de tweede lockdown het huis niet opnieuw op slot gegaan, maar er waren strikte maatregelen waar we ons aan moesten houden. Eén bezoeker per dag, alleen op de kamer. Aanvankelijk was hier ook een tijdslot aan verbonden. Na een uur kwam iemand van de zorg melden dat het bezoekuur afgelopen was en werd het bezoek geacht te vertrekken. Regelmatig zaten we nog midden in een spelletje scrabble. Dit soort interventies maakte mijn moeder heel boos. Ze begreep niet waarom het bezoek – op haar eigen kamer waar zij het toch voor het zeggen heeft – weg moest. En geef haar eens ongelijk!
Andere restricties als 1,5 meter afstand, niet aanraken, mondkapje op, niet naar het toilet, waren moeilijker vol te houden. Mijn moeder verstond me slecht met mondkapje op, dus als ik ver genoeg van haar af stond, ging het mondkapje naar beneden. En haar niet aanraken was vaak ook niet vol te houden. Regelmatig trof ik haar nog in pyjama aan. Zelf aankleden ging haar steeds moeilijker af, en de zorg nam vaak niet de tijd om haar daarin te begeleiden, dus hielp ik haar. Ik vermoed dat mijn moeder hulp in eerste instantie afweerde. Dat was haar natuurlijke reactie, en de zorg had goed in het hoofd geprent dat mijn moeder zoveel mogelijk haar eigen regie wilde behouden. Iets te goed, want je kunt iemands wens om zelfredzaamheid respecteren, maar als dat niet meer lukt, zal je toch een andere benadering moeten zoeken. Hetzelfde gold voor de persoonlijke hygiëne. Als ik mijn moeder weer eens met vette haren aantrof, dan ging ik haar haren wassen, de 1,5 meter ten spijt.
Scrabble
In die lange periode van de lockdown hebben we het scrabblespel ontdekt. Omdat wandelingetjes, autoritjes, winkelbezoek, etc. niet meer mogelijk waren moest ik andere manieren vinden om haar een fijne tijd te bezorgen. Foto’s en video’s van de familie kijken viel altijd in goede aarde, maar waar ze echt blij van werd, was scrabbelen. Als ik haar in een mineurstemming aantrof op haar kamer, hoefde ik het spel maar tevoorschijn te halen, of haar gezicht klaarde op. Het is verbazingwekkend hoe goed ze dit spel nog kon spelen. Terwijl ze steeds moeilijker uit haar woorden kwam, wist ze al scrabbelend nog prachtige woorden te leggen. Op gegeven moment slopen er woorden tussen die niet bestonden, maar wel klonken als mooie, Nederlandse woorden. Ik zei daar niets van. Ik complimenteerde haar met het mooie woord en legde vervolgens mijn woord op het bord. Vaak zei ze dan een paar speelbeurten verder: ‘Wat is dat nou voor woord? Heb jij dat gelegd? Dat bestaat toch niet?’
Scrabbel hebben we nog tot kort voor haar overlijden kunnen spelen. Al ging het steeds moeizamer, ze bleef het fijn vinden. Toen ze echt niet meer wist wat ze met de steentjes aan moest (eenmaal stopte ze een steentje in de mond, in de veronderstelling dat het een stukje van de appel was die ik voor haar had geschild), ben ik zelf woorden gaan leggen: de namen van haar kinderen, haar man, haar ouders, haar eigen naam. Ze volgde de letters met haar vingers en las de namen hardop. Het was duidelijk dat ze de namen herkende. Soms deed ze een poging er iets over te vertellen, maar ze kon de woorden niet meer vinden.
Ik heb het scrabblespel nu bij mij in de kast staan. Het bord is bevlekt en gescheurd, omdat er water overheen is geknoeid. Er ontbreken letters, want ze had de neiging de letters te verstoppen. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het spel weg te doen.
14 juli 2021