Mijn moeder is nu ruim twee maanden geleden overleden. Op de dressoirkast staat nog steeds de rouwkaart en de kandelaar met kaars die bij de afscheidsdienst op de kist stond. Ik kan me er nog niet toe zetten om ze weg te halen, al is de kandelaar wat fors voor het kastje en is de kaars allang opgebrand. In de hoek van de kamer ligt nog altijd een tas met allerlei correspondentie en paperassen. Ook die moet dringend opgeruimd worden. Er zitten zakelijke papieren van het uitvaartcentrum in, maar ook kaarten en brieven die ontving ik van vrienden, collega's, familie en kennissen. Een overweldigend aantal! Ik vind dat hartverwarmend! De meeste vrienden en collega's wisten wel hoezeer ik worstelde met de zorg voor en de zorgen om mijn moeder. Ik ben daar altijd vrij open over geweest. Het was te ingrijpend om dat allemaal voor me te houden, al zorgde ik er wel voor dat ik er niet voortdurend over sprak. Het leven draaide de laatste acht jaar zozeer om mijn moeder, dat ik altijd moest waken dat de balans niet doorsloeg en ik mezelf, mijn lief en anderen niet tekort deed. Ook als ik niet bij haar was, was ik altijd in gedachten met haar bezig. Op een doordeweekse dag was ik blij als het 14.00 uur was, want dan wist ik dat ze bezoek kreeg van haar persoonlijk begeleider. In het weekend hoopte ik steeds dat een van mijn broers of zus naar haar toe zouden gaan, zodat ze niet een heel weekend alleen zou zijn. En als ze geen bezoek kreeg, dan ging ik er nog een paar uurtjes heen. 's Avonds was ik altijd wat nerveus, want de kans was groot dat ze ging bellen. Juist in de avonden had ze het moeilijk. Dan zat ze op haar kamer en wist ze zich geen raad. Dan belde ze mij en dan volgde er een lange klacht. Ik hield daar altijd een heel naar gevoel aan over. (Dat onrustige gevoel in de avonduren is nog niet weg. Iedere avond realiseer ik me dat ik die telefoontjes niet meer hoef te vrezen. Laatst was ik naar een concert en voelde ik dat ik sinds lange tijd niet meer zó ontspannen naar het theater was geweest, al kan dat ook komen door de euforie dat het weer mocht na de lockdown.) Ik had een obsessieve neiging om steeds in te loggen in het dossier, om de verslaglegging te lezen van het zorgpersoneel. Was ze op tijd opgestaan die dag, hoe troffen ze haar aan, is ze in de huiskamer geweest, heeft ze de insuline geaccepteerd, hoe was haar stemming? Met een knoop in mijn buik logde ik steeds in in het digitale dossier. Ik voelde me opgelucht als het bericht positief was, ik was teneergeslagen als het een minder goed bericht was. Zo ging ik ook altijd enigszins nerveus naar haar toe. Hoe tref ik haar aan? Gelukkig ging ik altijd met een zeker licht gevoel ook weer bij haar weg. Mijn bezoek - en ook het bezoek van anderen - deed haar altijd zo goed. Ze fleurde ervan op, ze was dankbaar met ieder klein gebaar. Een wandelingetje, een eindje rijden, een terrasje, een potje scrabble. Natuurlijk was er ook vaak de 'moppergroef': 'Ik moet hier weg. Ik zit hier niet goed. Ik ben te veel alleen.' Maar dat was meestal van korte duur. Door haar af te leiden - foto's kijken, puzzelen, over vroeger praten - wist ik haar uit de groef te halen. Over haar kamer, omringd met haar eigen spullen, en een mooi uitzicht op de kerk, was ze gelukkig altijd wel positief. Als ik tegen half zes weer naar huis terugkeerde, en zij in de huiskamer verwacht werd voor het avondeten, ging ze altijd met me mee naar beneden. Bij de deur namen we afscheid. Ze omhelsde me (of gaf kushandjes in tijden van corona) en gaf altijd aan dat ze zo'n fijne middag had gehad. Ze bleef achter de glazen voordeur naar me zwaaien tot ik uit het zicht verdwenen was. Ik liep altijd achteruit naar de auto, met mijn gezicht naar haar toe, en zwaaide al kushandjes gevend terug. Dat was ons ritueel. Dat hebben we bijna tot het einde toe vol kunnen houden. Twee dagen voor haar overlijden bracht ik haar in haar rolstoel mee naar beneden. Ze was er toen al zo slecht aan toe dat ze bijna nergens meer op reageerde. Bij mijn vertrek kreeg ik toch nog een kushandje, dat ontroerde me zeer. Maar zwaaien achter het glas was er niet mee bij. Die laatste weken voor haar overlijden, die houden me de afgelopen twee maanden het meest bezig. Die maken dat ik de kandelaar nog niet kan opbergen en de tas nog niet kan opruimen.
25-6-2021
25-6-2021